Soms is het hoornvlies zo beschadigd dat het vervangen moet worden door een nieuw hoornvlies. Een hoornvliestransplantatie wordt uitgevoerd om gezichtsscherpte te verbeteren, pijn te verminderen of om een hoornvliesperforatie te herstellen. Dit nieuwe hoornvlies is afkomstig van een donor. Bij een hoornvliestransplantatie wordt het zieke deel van het hoornvlies vervangen door een gezond donorhoornvlies. Afhankelijk van uw aandoening, worden alle lagen (perforerende transplantatie) of alleen de zieke lagen (lamellaire transplantatie) van uw hoornvlies vervangen. De operatie kan plaatsvinden onder plaatselijke of volledige verdoving (narcose).
-
Bij een volledige hoornvliestransplantatie wordt er een rond schijfje hoornvlies over de volledige dikte verwijderd uit het aangedane oog en vervangen door een schijfje donorhoornvlies van ook weer volledige dikte. Dit schijfje donorhoornvlies wordt rondom met hechtingen vastgezet.
-
Bij een lamellaire hoornvliestransplantatie zal de oogarts alleen de zieke laag vervangen, de gezonde lagen worden behouden. Voorste lamellaire transplantatie Hierbij wordt alleen een schijfje van de voorste laag van het hoornvlies vervangen door een schijfje uit de voorste laag van een donorhoornvlies. Ook dit laagje donorhoornvlies wordt rondom ingehecht. Dit type transplantatie kan worden toegepast als de hoornvliesaandoening zich alleen in het voorste, buitenste deel van het hoornvlies bevindt (o.a. een oppervlakkig litteken na infectie, keratoconus). Een belangrijk voordeel van dit type transplantatie is dat er minder kans op afstoting is.
-
Bij een endotheelkeratoplastiek wordt alleen een schijfje van de achterste laag van het hoornvlies vervangen door een schijfje uit de achterste laag van een donorhoornvlies. Het transplantaat hoeft niet vastgehecht te worden. Het zuigt zichzelf vast met hulp van een gasbel in het oog die het transplantaat een tijd lang aandrukt. Dit type hoornvliestransplantatie kan worden toegepast bij aandoeningen van de binnenste laag (endotheel) van het hoornvlies (o.a. Fuchs´ endotheeldystrofie). Doordat het donorhoornvlies niet vastgehecht moet worden, herstelt de gezichtsscherpte sneller dan bij een volledige dikte transplantatie.
Ter voorbereiding op de operatie wordt er met de laser een gaatje in de iris gemaakt. Dit verlaagt de kans op een hoge oogdruk in de eerste 24 uur na de operatie. Hier krijgt u een aparte afspraak voor.
Bij een achterste lamellaire transplantatie wordt het transplantaat met hulp van een gasbel tegen het hoornvlies aangedrukt zodat deze zich kan vastzuigen. Bij de controle na 1 dag en 1 week controleren we of de lamel goed tegen het hoornvlies aan ligt. Bij 1 of de 4 of 5 mensen (20-25%) moeten we na de operatie nogmaals een gasbel inbrengen om de lamel te laten aanliggen.
Het kan voorkomen dat uw lichaam het donorhoornvlies afstoot. Klachten hiervan kunnen zijn; roodheid van het oog, pijn en verminderd zien. Indien de afstoting tijdig wordt behandeld, kan het hoornvlies weer herstellen. Het is daarom belangrijk om contact met ons op te nemen als u deze klachten merkt.
Andere mogelijke complicaties zijn: astigmatisme, hoge oogdruk, infectie en problemen met de wondgenezing.
-
Na een achterste lamellaire transplantatie dient u na de operatie zoveel mogelijk plat op de rug te blijven liggen. Dit is belangrijk omdat er een gasbel in het oog zit die de lamel tegen het hoornvlies aanduwt.
-
Het is belangrijk dat u na de operatie regelmatig de oogdruppels gebruikt zoals voorgeschreven door uw arts. Bij alle typen hoornvliestransplantaties start u met Dexamethason oogdruppels 6 maal daags en chlooramfenicol oogdruppels 3 maal daags. Dit is om infectie en afstoting te voorkomen. Het is belangrijk dat u het druppelschema aanhoudt en nooit zomaar stopt met druppelen.
-
Direct na de operatie zal uw gezichtsvermogen nog steeds verminderd zijn. In de loop van de maanden na de operatie zal hierin verbetering optreden en kan de eventuele sterkte van het oog op termijn door middel van een bril of contactlens gecorrigeerd worden.
-
Als er hechtingen geplaatst zijn in het transplantaat kunnen deze vaak lang, soms jaren, in het oog blijven zitten. Deze geven overigens géén irritatieklachten, behalve als ze los gaan zitten.
-
Doorgaans komt u voor controle na 1 dag, 1 week, 1 maand, 3 en 6 maanden. Daarna komt u jaarlijks ter controle tot ongeveer 5 jaar na de transplantatie.
Bij de volgende symptomen dient u contact op te nemen met ons:
- Roodheid van het oog
- Pijn
- Verminderd zien
Tijdens kantooruren belt u de polikliniek Oogheelkunde via tel. 043-3876800.
Buiten kantooruren en in het weekend belt u de Spoed Eisende Hulp van het Maastricht Universitair Medisch Centrum 043-3876543 en vraagt u naar de dienstdoende oogarts.