Het oog is te vergelijken met een camera. Het binnenvallende licht wordt via het transparante hoornvlies (cornea), de pupil en de ooglens geprojecteerd op het netvlies (retina). Op het netvlies bevinden zich zenuwcellen die de lichtprikkels naar de oogzenuw leiden. Van daaruit worden alle prikkels samen doorgegeven naar de hersenen die er een beeld van maken.
Hierdoor ontstaat een scherp beeld. Een onscherp beeld kan ontstaan bij:
Bijziendheid: u ziet in de verte minder goed dan dichtbij. Meestal komt dit doordat het oog te lang is, waardoor het brandpunt van de invallende lichtstralen niet op, maar voor het netvlies valt. (lees hier verder),
Verziendheid: u ziet dichtbij minder goed dan in de verte. Meestal komt dit doordat het oog tekort is, waardoor het brandpunt van de invallende lichtstralen achter het netvlies valt. (lees hier verder),
Om scherp te stellen bij het lezen, moet de lens boller worden (accomoderen). Na het 40e levensjaar neemt dit vermogen tot accomoderen af. Hierdoor wordt het dragen van een leesbril noodzakelijk. Men spreekt van ouderdomsverziendheid of presbyopie. (lees hier verder)


